Het boek van mijn fietstocht naar Rome is praktisch klaar!
Dit als simpele mededeling.
Normaal print ik van een reisverslag maar enkele exemplaren uit voor eigen gebruik, familieleden en naaste vrienden.
Maar nu lijkt dat anders te liggen.
In de dagelijkse reacties van ‘het thuisfront’ op de blog werd namelijk vaker een hint gegeven om de dagverslagen te bundelen in een boek. En een aantal mensen zou dat boek graag, zeker, natuurlijk, uiteraard willen hebben.
Ik vraag me nu af hoeveel boeken ik moet aanmaken.
Vandaar dit bericht om even de interesse te checken.
Niets is zo vervelend als naderhand te horen te krijgen van: "O? Ja? kon je dat kopen? Dat wist ik niet. Had me dat dan maar gezegd..." of zoiets dergelijks.
Voel je aan de andere kant echter tot niets verplicht!
Pellegrino a Roma
Op de fiets naar de Eeuwige Stad
Het boek is niet alleen maar een verzamel-bundel van de dagelijkse blogberichten. Die vormen natuurlijk wel de basis. Maar ik heb ze verder uitgewerkt en uitgebreid met meer herinneringen, indrukken, belangrijke ontmoetingen, filosofische en kerkhistorische overwegingen én pakkende reacties van 'het thuisfront' op de blog. Plus een uitgebreide reistabel en een overzicht van overnachtings-plaatsen waar ik sliep.
Het is een compleet en lezenswaardig ‘werkstuk’ geworden van 144 bladzijden in A4-formaat, met veel foto’s en een mooie, glanzende kleurenomslag.
Voor de goede orde: de foto’s ín het boek zijn zwart-wit, uiteraard, kleurendruk is immers niet te betalen.
Over betalen gesproken: de prijs is 13 euro.
(Opsturen per TNT-post kost 4 euro extra).
Interesse?
Laat het me dan even weten.
Dat kan via mijn mail maylouq@gmail.com
of telefonisch 045 – 531 16 60 of 06 – 106 18 531
vrijdag 5 november 2010
maandag 20 september 2010
Droomvlucht naar huis
Dag 34 – Donderdag 16 september 2010
Rome – Eindhoven - Landgraaf
Na het afscheid van Jan, die zijn fiets en bagage naar ‘de camping van Soetens’ rijdt en morgen pas naar huis gaat, stap ik om elf uur in het shuttlebusje naar vliegveld Ciampino. Een rit van 35 kilometer. De chauffeur is zeer behulpzaam en loopt nog een eindje met me mee om me te wijzen waar ik moet zijn.
In de vliegveldhal verdeel ik mijn bagage in twee grote pakken, die in een sealmachine met plasticfolie tot een handzaam geheel gemaakt worden. De fiets pak ik in met dik plastic nadat ik het stuur evenwijdig aan het frame gezet heb. Meer is niet nodig. Mijn stuurtasje (met draagriem) fungeert als handbagage. Mijn notebook in een platte tas op mijn rug.
Doordat het vliegtuig vertraging heeft, staan de passagiers drie kwartier langer te wachten dan oorspronkelijk de bedoeling was. In een lange rij. Dat valt bepaald niet mee.
Het duurt tot half drie voordat het Ryanairtoestel eindelijk van de grond komt. Mede door het weer en de grote gaten in de bewolking wordt het een prachtige luchtreis. Aan het raampje gezeten kan ik uitgebreid genieten van alles wat er te zien is. De monding van de Tiber, de rivier waar ik bijna driehonderd kilometer min of meer langs heb gereden - water naar de zee dragen of niet, maar hier belandt het water uiteindelijk echt in de zee – en de geschiedenis van Napoleon; we vliegen langs Corsica (waar hij geboren werd) en het eiland Elba, waar hij een tijdlang gevangen zat en weer ontvluchtte om honderd dagen later zijn Waterloo te vinden. Dan over de toppen van het Mont-Blancmassief, de Walliser Alpen met hun eeuwige sneeuw en fantastische gletschers. Ik maak meer dan honderd foto’s.
Intussen houdt het Ryanairpersoneel zich bezig met een stukje commercie. Op vlotte wijze worden beurtelings ‘speciale aanbiedingen’ aangeprezen en aan de man gebracht, zowel qua horeca als in de vorm van sieraden. Het lijkt bijna een competitie voor de titel van ‘beste standwerker in de lucht’.
Vanaf vier uur wordt geleidelijk de landing ingezet. Steeds dichter naar de witte massa onder ons, de bovenkant van het wolkendek, dat erbij ligt als een Arctisch poollandschap. ´Wakken´ daarin geven zicht op het Limburgse land, Sittard en vooral de breed meanderende Maas met zijn lijnrechte metgezellin, het Julianakanaal. Schitterend om te zien vanuit de lucht. Het lijkt af en toe net de ‘Droomvlucht’ in de Efteling.
De landing verloopt perfect. Ruim een kwartier later mag ik Louise in mijn armen sluiten, samen met schoonzus Helmy als ontvangstcomité naar Eindhoven gekomen, en achter het stuur plaatsnemen voor de rit naar Landgraaf. Naar huis.
Het is behoorlijk wennen aan de temperatuur. Tien graden lager dan in Rome. Ik kan het maar niet warm krijgen. Zelfs bij het gezellige etentje later op de avond lopen af en toe de rillingen over me… maar dat kan ook van iets anders zijn.
De tocht behoort weer tot het verleden. Weer terug in het alledaagse leven. Deze stap terug betekent inleveren van ruimte. Je hebt er tijd voor nodig. Ook om te beseffen hoe begenadigd je was om een pelgrimstocht als deze te hebben mogen maken.
Het onderweg zijn is een andere manier van bestaan. Hoe langer de reis duurt, hoe minder je het nog op een rijtje krijgt wanneer je dáár en dáár fietste, overnachtte, mensen ontmoette. Er lijkt een andere tijdrekening te ontstaan. Soms weet je niet eens meer welke dag het precies is, laat staan de hoeveelste. Dat is ook niet van belang, de kalender is slechts een kunstmatige indeling van de tijd, een poging om vat op de tijd te krijgen die anders ongrijpbaar als zand door je vingers zou glippen. Slechts ‘insnijdende’, ‘erin hakkende’ gebeurtenissen gaan op den duur weer zoiets als een kalender bepalen, een bepaalde tijdordening, maar dan wel een andere.
Ook je zelfgevoel verandert als je lang onderweg bent. Het alledaagse leven om je heen gaat normaal door. Mensen gaan naar hun werk, vrouwen halen hun boodschappen, wandelen met de kinderen; mensen rijden in auto’s, bussen, taxi’s of op fietsen. Allemaal met een maatschappelijk doel op korte termijn. Maar als pelgrim ‘doe’ je niets. Je hebt geen sociale rol of functie. Je fietst letterlijk overal tussendoor. Je bent een toevallig aanwezig decorstuk. Je gaat ergens zitten als je dat uitkomt, je eet midden in een dorp op een bank, bij een pomp, op de trappen van een kerk. Je bent anoniem, en je komt ook nergens iets nuttigs ‘doen’. Je moet heel wat verbeelding ontwikkelen om van jezelf te gaan denken dat je pelgrimstocht voor de samenleving iets betekent. Menigmaal overvalt je het gevoel dat je een egoïst bent. Heel wat kennissen beschouwen je tocht dan ook als een luxe uitje, al snappen ze nog wel dat je af en toe niets geschonken krijgt en best wel jezelf tegenkomt. Maar geen haar op hun hoofd denkt er aan hetzelfde te gaan doen.
Het bestaan onderweg verschilt essentieel van de andere manieren van bestaan. Het komt erop neer dat je voortdurend in beweging bent. Het zou wel eens kunnen dat daarin, in zoiets eenvoudigs, het hele geheim ligt. Voortdurend lichamelijk in beweging zijn op een weg, waarop je van alles kan overkomen, en eigenlijk niets anders echt belangrijk is dan dit ene: onophoudelijk voorwaarts. Toch wel merkwaardig dat daarin de geest vrij kan worden en de ruimte krijgt. Ruimte, ja, dat is een heel wezenlijke ervaring onderweg.
Wat blijven zijn de herinneringen, al dan niet tastbaar, en de ontmoetingen met mensen die op je pad kwamen, hetzij ‘toevallig’ of ‘gezonden’: de Romefietsers Mark en Jolanda, Jan, Eddy en Lieve, Sandra en Wim, Piet en Corry (tot Assisi) en Harold (met Verona als einddoel), de motorrijders Arnout en Justin, op weg naar het oosten van Azië. En niet te vergeten 'Schmuck-Karl', die in Florence mijn spullen repareerde. Allemaal zorgden ze op enigerlei manier voor het inkleuren van mijn totaalplaatje. En ook al ontmoette ik dagenlang niemand – op de ‘zware’ route Bologna – Florence – Assisi, die door de meesten gemeden wordt – toch heb ik me nooit alleen gevoeld. De telefoontjes met Louise en de blogreacties van vrienden en familie zorgden altijd voor ‘gezelschap’. De blog als digitale navelstreng. Met als nadeel (of voordeel..?) dat er bij thuiskomst weinig meer te vertellen overblijft omdat alles al verteld en geschreven is.
Tot zover deze (geschreven) woorden van mij, waarmee ik deze blog afsluit.
Mocht ik t.z.t. dit verslag in boekvorm gieten, dan zal ik iedereen daarvan op de hoogte stellen.
Rome – Eindhoven - Landgraaf
Na het afscheid van Jan, die zijn fiets en bagage naar ‘de camping van Soetens’ rijdt en morgen pas naar huis gaat, stap ik om elf uur in het shuttlebusje naar vliegveld Ciampino. Een rit van 35 kilometer. De chauffeur is zeer behulpzaam en loopt nog een eindje met me mee om me te wijzen waar ik moet zijn.
In de vliegveldhal verdeel ik mijn bagage in twee grote pakken, die in een sealmachine met plasticfolie tot een handzaam geheel gemaakt worden. De fiets pak ik in met dik plastic nadat ik het stuur evenwijdig aan het frame gezet heb. Meer is niet nodig. Mijn stuurtasje (met draagriem) fungeert als handbagage. Mijn notebook in een platte tas op mijn rug.
Doordat het vliegtuig vertraging heeft, staan de passagiers drie kwartier langer te wachten dan oorspronkelijk de bedoeling was. In een lange rij. Dat valt bepaald niet mee.
Het duurt tot half drie voordat het Ryanairtoestel eindelijk van de grond komt. Mede door het weer en de grote gaten in de bewolking wordt het een prachtige luchtreis. Aan het raampje gezeten kan ik uitgebreid genieten van alles wat er te zien is. De monding van de Tiber, de rivier waar ik bijna driehonderd kilometer min of meer langs heb gereden - water naar de zee dragen of niet, maar hier belandt het water uiteindelijk echt in de zee – en de geschiedenis van Napoleon; we vliegen langs Corsica (waar hij geboren werd) en het eiland Elba, waar hij een tijdlang gevangen zat en weer ontvluchtte om honderd dagen later zijn Waterloo te vinden. Dan over de toppen van het Mont-Blancmassief, de Walliser Alpen met hun eeuwige sneeuw en fantastische gletschers. Ik maak meer dan honderd foto’s.
Intussen houdt het Ryanairpersoneel zich bezig met een stukje commercie. Op vlotte wijze worden beurtelings ‘speciale aanbiedingen’ aangeprezen en aan de man gebracht, zowel qua horeca als in de vorm van sieraden. Het lijkt bijna een competitie voor de titel van ‘beste standwerker in de lucht’.
Vanaf vier uur wordt geleidelijk de landing ingezet. Steeds dichter naar de witte massa onder ons, de bovenkant van het wolkendek, dat erbij ligt als een Arctisch poollandschap. ´Wakken´ daarin geven zicht op het Limburgse land, Sittard en vooral de breed meanderende Maas met zijn lijnrechte metgezellin, het Julianakanaal. Schitterend om te zien vanuit de lucht. Het lijkt af en toe net de ‘Droomvlucht’ in de Efteling.
De landing verloopt perfect. Ruim een kwartier later mag ik Louise in mijn armen sluiten, samen met schoonzus Helmy als ontvangstcomité naar Eindhoven gekomen, en achter het stuur plaatsnemen voor de rit naar Landgraaf. Naar huis.
Het is behoorlijk wennen aan de temperatuur. Tien graden lager dan in Rome. Ik kan het maar niet warm krijgen. Zelfs bij het gezellige etentje later op de avond lopen af en toe de rillingen over me… maar dat kan ook van iets anders zijn.
De tocht behoort weer tot het verleden. Weer terug in het alledaagse leven. Deze stap terug betekent inleveren van ruimte. Je hebt er tijd voor nodig. Ook om te beseffen hoe begenadigd je was om een pelgrimstocht als deze te hebben mogen maken.
Het onderweg zijn is een andere manier van bestaan. Hoe langer de reis duurt, hoe minder je het nog op een rijtje krijgt wanneer je dáár en dáár fietste, overnachtte, mensen ontmoette. Er lijkt een andere tijdrekening te ontstaan. Soms weet je niet eens meer welke dag het precies is, laat staan de hoeveelste. Dat is ook niet van belang, de kalender is slechts een kunstmatige indeling van de tijd, een poging om vat op de tijd te krijgen die anders ongrijpbaar als zand door je vingers zou glippen. Slechts ‘insnijdende’, ‘erin hakkende’ gebeurtenissen gaan op den duur weer zoiets als een kalender bepalen, een bepaalde tijdordening, maar dan wel een andere.
Ook je zelfgevoel verandert als je lang onderweg bent. Het alledaagse leven om je heen gaat normaal door. Mensen gaan naar hun werk, vrouwen halen hun boodschappen, wandelen met de kinderen; mensen rijden in auto’s, bussen, taxi’s of op fietsen. Allemaal met een maatschappelijk doel op korte termijn. Maar als pelgrim ‘doe’ je niets. Je hebt geen sociale rol of functie. Je fietst letterlijk overal tussendoor. Je bent een toevallig aanwezig decorstuk. Je gaat ergens zitten als je dat uitkomt, je eet midden in een dorp op een bank, bij een pomp, op de trappen van een kerk. Je bent anoniem, en je komt ook nergens iets nuttigs ‘doen’. Je moet heel wat verbeelding ontwikkelen om van jezelf te gaan denken dat je pelgrimstocht voor de samenleving iets betekent. Menigmaal overvalt je het gevoel dat je een egoïst bent. Heel wat kennissen beschouwen je tocht dan ook als een luxe uitje, al snappen ze nog wel dat je af en toe niets geschonken krijgt en best wel jezelf tegenkomt. Maar geen haar op hun hoofd denkt er aan hetzelfde te gaan doen.
Het bestaan onderweg verschilt essentieel van de andere manieren van bestaan. Het komt erop neer dat je voortdurend in beweging bent. Het zou wel eens kunnen dat daarin, in zoiets eenvoudigs, het hele geheim ligt. Voortdurend lichamelijk in beweging zijn op een weg, waarop je van alles kan overkomen, en eigenlijk niets anders echt belangrijk is dan dit ene: onophoudelijk voorwaarts. Toch wel merkwaardig dat daarin de geest vrij kan worden en de ruimte krijgt. Ruimte, ja, dat is een heel wezenlijke ervaring onderweg.
Wat blijven zijn de herinneringen, al dan niet tastbaar, en de ontmoetingen met mensen die op je pad kwamen, hetzij ‘toevallig’ of ‘gezonden’: de Romefietsers Mark en Jolanda, Jan, Eddy en Lieve, Sandra en Wim, Piet en Corry (tot Assisi) en Harold (met Verona als einddoel), de motorrijders Arnout en Justin, op weg naar het oosten van Azië. En niet te vergeten 'Schmuck-Karl', die in Florence mijn spullen repareerde. Allemaal zorgden ze op enigerlei manier voor het inkleuren van mijn totaalplaatje. En ook al ontmoette ik dagenlang niemand – op de ‘zware’ route Bologna – Florence – Assisi, die door de meesten gemeden wordt – toch heb ik me nooit alleen gevoeld. De telefoontjes met Louise en de blogreacties van vrienden en familie zorgden altijd voor ‘gezelschap’. De blog als digitale navelstreng. Met als nadeel (of voordeel..?) dat er bij thuiskomst weinig meer te vertellen overblijft omdat alles al verteld en geschreven is.
Tot zover deze (geschreven) woorden van mij, waarmee ik deze blog afsluit.
Mocht ik t.z.t. dit verslag in boekvorm gieten, dan zal ik iedereen daarvan op de hoogte stellen.
woensdag 15 september 2010
'Udienza Generale di Sua Santità Benedetto XVI'
Dag 33 – Woensdag 15 september 2010
Rome, 2e dag
Eindelijk heb ik weer eens heerlijk geslapen. De pilletjes van de ‘tandemfietser’ hebben prima gewerkt. Geen bijwerkingen, nauwelijks nog pijn. Om half acht verschijnt Jan bij mijn tent om te kijken of ik al wakker ben. Nou, nèt. Hij heeft de uitgeprinte ‘boarding pas’ voor de thuisvlucht alvast afgehaald bij de receptie. Vervolgens ga ik zelf naar de receptie om in te checken voor de shuttlebus morgenvroeg naar vliegveld Ciampino. Ze rijdt om kwart over negen en om elf uur. De laatste optie is voor mij prima. Ik ben er dan om half twaalf terwijl het vliegtuig om tien voor twee vertrekt. De kosten zijn dertig euro plus tien euro voor de fiets.
Om half negen stappen we in de campingbus voor onze tweede dag Rome. Dan in Prima Porta, dat lelijke station, op de trein en daarna verder met de metro. Rome, de caput mundi, waar Caesar eens heerste, de Città di Dio, de stad Gods. Vanuit de lucht gezien is Rome een labyrint, een onontwarbaar doolhof van straten die zich rond gebouwen, fonteinen en ruïnes slingeren. Vol met brommers, scooters, toeristenbussen en zwermen auto’s die in alle richtingen rond rotondes knetteren.
Op het Sint-Pietersplein worden de houders van gele audiëntiekaarten door de Zwitserse Garde gescheiden van degenen met rode kaarten, die kennelijk een streepje voor hebben. Er staat een enorme rij, zoals op hoogtijdagen voor de attracties van pretparken. Iedereen wordt onder de colonnade door detectiepoortjes geleid. Tot mijn schrik realiseer ik me dat ik mijn zakmes bij me heb. Stel je voor dat… maar het wordt niet ‘gedetecteerd’ en ik word zonder problemen doorgelaten. Misschien, met al die Zwitsers hier, omdat het een ‘Zwitsers’ mes is..? Toch blijf ik vraagtekens stellen bij de beveiliging.
De hele meute wordt naar een grote zaal gedirigeerd, vanaf het plein gezien links van de basiliek. Als we binnenkomen is de voorste helft al gevuld. Ik schat dat er minstens vijfduizend mensen in kunnen. Benedictus zelf de hand schudden zal er dus zeker niet inzitten. Vooraan rechts geeft een grote groep met vlaggetjes zwaaiende Argentijnse jongeren duidelijk blijk van aanwezigheid door af en toe een mooi lied aan te heffen. Dat wordt in andere hoeken van de zaal beantwoord, zoals door een groep Australische meiden achter ons. Velerlei nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. Er heerst een opgewonden sfeertje dat veel lijkt op een zaal kinderen in afwachting van Sinterklaas. Alleen lijken de muziekpiet, de wegwijspiet en hoe al die andere pieten ook allemaal mogen heten, vervangen door drie rijen kardinalen, die maar wat stijfjes op het podium zitten, zonder enigerlei communicatie met het publiek. Een paar leden van de Zwitserse Garde dragen wel een soort pietenpakken, maar ze beperken zich tot wijdbeens in de houding staan met hellebaarden in hun hand. Nee, het publiek wordt niet echt bezig gehouden voor het begin van de show. Dat moet het maar zelf doen. Maar dat is dus geen enkel probleem. Het enthousiasme is werkelijk aanstekelijk.
En dan, om half elf, komt plotseling il papa op. Een glorieuze intocht. Met gespreide armen neemt hij de toejuichingen in ontvangst. Als Zijne Heiligheid op zijn zetel heeft plaatsgenomen wordt door verschillende kardinalen en 'mindere' priesters het evangelie volgens Mattheus voorgelezen in even zoveel verschillende talen.
Nadat hij een pakje papieren in zijn handen gestopt heeft gekregen neemt de paus het woord. Alles is kennelijk strak voorbereid en gereguleerd. In het Italiaans leest hij een preek voor over Santa Chiara van Assisi, die als achttienjarige jonge vrouw afzag van alle rijkdom en een huwelijk op stand om als bruid van Christus haar verdere leven gestalte te willen geven. Uiteraard wordt ook Sint Franciscus ten tonele gevoerd en het heilige oord San Damiano, waar de orde van de Clarissen haar eerste huisvesting vond. Alles bekende koek voor mij. Mocht ik echter denken Assisi voorgoed achter me gelaten te hebben, dan blijkt nu het tegendeel. Bovendien, als ik geen last van mijn nek gekregen zou hebben, dan zou ik nooit in San Damiano geweest zijn. Een ingreep van de voorzienigheid..? Het voelt als een bepaalde cirkel die pas dagen later gesloten wordt.
De audiëntie wordt voortgezet met het in vele talen voorstellen van de pelgrimsgroepen die van heinde en verre naar Rome gekomen zijn. En telkens houdt Benedictus een kort toespraakje in die betreffende taal. Hij blijkt behalve Duits en Italiaans ook Engels, Frans, Spaans, Portugees en zelfs Pools te beheersen. Een intellectueel mens van hoog niveau. Als de groepen genoemd worden laten ze zich luidkeels horen, waarna hij lachend naar hen zwaait. Er zijn ook groepen die daarbij een lied aanheffen, waaronder een werkelijk oorstrelend koor. En een Italiaanse blaaskapel. Allemaal krijgen ze open doekjes van het publiek en de Heilige Vader.
Doordat iedereen aan bod moet komen wordt het een lange zit. Na ruim anderhalf uur wordt de audiëntie afgesloten met het samen zingen van het Pater Noster in het Latijn en de pauselijke zegen, niet alleen voor de aanwezigen, maar ook hun hele familie thuis.
Ondanks de lengte van de ‘show’ vind ik na afloop dat ik iets bijzonders heb meegemaakt. En Jan ook. Maar… laat ik nou altijd gedacht hebben dat zo’n audiëntie buiten op het plein zou plaatsvinden en Benedictus er in zijn pausmobiel zou rondrijden. Mooi niet dus.
Nadat we in de stroom van de hele massa weer buiten zijn, lopen we door naar de Friezenkerk. Langs de colonnade naar beneden, dan rechts omhoog, een ronde poort door en trappen omhoog komen we op een pleintje… maar wat een rommel. Werklieden zijn volop bezig met restauratiewerkzaamheden. De medewerker van de kerk staat te praten met twee Romefietsers. Ons Assisikruisje is het het eerste dat hun aandacht trekt. Op een kantoortje rechts naar boven zijn verschillende mensen aanwezig die ogenschijnlijk geen vreemden voor elkaar zijn. Een oorkonde? Da's dan jammer, die worden altijd in de zondagsdienst uitgereikt. Maar omdat we dan al naar huis zijn, is een van hen bereid om er toch een voor ons te schrijven. De overhandiging aan mij wordt gefotografeerd om later op de internetsite van de kerk geplaatst te worden. Ik ben benieuwd of ze straks mijn naam nog weten. Want ze houden hier geen register bij als Dom Bruno.
Onze lunch gebruiken we net als gisteren op de trappen van de colonnade rond het plein. Dan zien we in de verte het ‘tandempaar’ gepakt en gezakt het plein opkomen. Zo hebben ze het gewild, ook al moest bij de poortjes en verschillende hekken van het Tiberfietspad de bepakking eraf. Consequente doorzetters, die twee. Ze komen bij ons zitten en stellen zich voor. Wim en Sandra. Wim informeert hoe mijn nacht was. Uitstekend, dank zij zijn pilletjes. Ik vraag hem terloops wat hij ‘doet’ in zijn dagelijkse leven. Huisarts..! In Woerden. Ik ben stomverbaasd. Hoe is het mogelijk dat er telkens mensen op mijn pad komen op het moment dat ik ze nodig heb, als er nood echt aan de man is? Denk aan Jolanda, de verpleegster, die erbij was toen ik die lelijke val maakte, en Jan, die me op sleeptouw nam toen ik me bepaald niet lekker voelde. En nu Wim.
“Dat is geen toeval”, vindt Wim. Ik ben het met hem eens.
Wim en Sandra zoeken een camping dichter bij het centrum en nemen tot maandag de tijd om Rome te verkennen. Het afscheid is hartelijk.
Twee dagen Rome is veel te kort, zeker als je vandaag nog voorbereidingen moet treffen voor de thuisreis morgen. Jan heeft wat meer tijd. Samen bezoeken we de Sint-Jan van Lateranen, net buiten de stadspoort aan de Via Appia. Een kerk die gesticht werd in de vierde eeuw en lange tijd de zetel van de paus herbergde in tijden voordat de Sint-Pieter gebouwd werd. Ook een kolossale renaissance kerk, opnieuw gebouwd in de 16e eeuw, waarbij (veel) oudere delen intact gelaten werden.
Daarna gaan we vanaf Termini beiden ons weegs. Voor mij eigenlijk een te vroeg afscheid van Rome. Ik heb meer níet gezien dan wel. Ik moet hier zeker nog eens terug komen, maar dan samen met Louise.
Terwijl Jan in zijn eentje richting Forum Romanum en Palatino gaat, keer ik alvast terug naar de camping en heb ditmaal een voorspoedige reis. Overal past het precies. Nergens hoef ik langer dan twee minuten te wachten. In de metro kan ik zelfs zitten, de trein staat op Flaminio net klaar om te vertrekken. Voorspoediger kan een reis per openbaar vervoer niet verlopen. Maar die trein naar Prima Porta… ik kom er niet over uitgepraat. Wat een vervelend, lawaaierig vervoermiddel. Tot Prima Porta zijn er liefst twaalf tussenstations. En overal wordt er met een schok gestopt (een keer vlieg ik met mijn hoofd tegen een stang), deuren klappen hard achter elkaar open, trappen storten omlaag met een geluid van mitrailleurvuur; dan weer met dezelfde dreunen de deuren dicht, met eenzelfde geraas de trappen binnengehaald en met een zwaar grommend motorgeluid opgetrokken… kedeng kedengedengedeng… en dat twaalf keer achter elkaar. Helaas is de campingbus net weg en moet ik een half uur wachten op de volgende. Jammer van de tijd.
In Prima Porta ga ik naar de Boerenbond die vlak naast de camping ligt. Een stuk dik plastic en een rol brede tape is alles wat nodig is om morgen alles transportklaar te maken voor het vliegtuig. Op de camping ligt het draadloze internet eruit, zodat gepoogd moet worden om het laatste bericht via de usb-stick op de blog te zetten. We zitten nog een tijdje gezellig bij elkaar met Eddy en Lieve, een Belgisch koppel dat we na Assisi regelmatig treffen. Assisi blijft me dus min of meer achtervolgen. Vanavond houden we samen met dit tweetal ons 'laatste avondmaal' in Rome. Ze laten champagne aanrukken omdat ze pas gehoord hebben dat ze voor de eerste keer opa en oma gaan worden. De opmaat voor een gezellige avond samen.
Zo, en morgen naar het vliegveld en dan naar Eindhoven, Louise, ik kom eraan. Mijn onvergetelijke reis behoort weer tot het verleden. Maar in gedachten nog lang niet.
Rome, 2e dag
Eindelijk heb ik weer eens heerlijk geslapen. De pilletjes van de ‘tandemfietser’ hebben prima gewerkt. Geen bijwerkingen, nauwelijks nog pijn. Om half acht verschijnt Jan bij mijn tent om te kijken of ik al wakker ben. Nou, nèt. Hij heeft de uitgeprinte ‘boarding pas’ voor de thuisvlucht alvast afgehaald bij de receptie. Vervolgens ga ik zelf naar de receptie om in te checken voor de shuttlebus morgenvroeg naar vliegveld Ciampino. Ze rijdt om kwart over negen en om elf uur. De laatste optie is voor mij prima. Ik ben er dan om half twaalf terwijl het vliegtuig om tien voor twee vertrekt. De kosten zijn dertig euro plus tien euro voor de fiets.
Om half negen stappen we in de campingbus voor onze tweede dag Rome. Dan in Prima Porta, dat lelijke station, op de trein en daarna verder met de metro. Rome, de caput mundi, waar Caesar eens heerste, de Città di Dio, de stad Gods. Vanuit de lucht gezien is Rome een labyrint, een onontwarbaar doolhof van straten die zich rond gebouwen, fonteinen en ruïnes slingeren. Vol met brommers, scooters, toeristenbussen en zwermen auto’s die in alle richtingen rond rotondes knetteren.
Op het Sint-Pietersplein worden de houders van gele audiëntiekaarten door de Zwitserse Garde gescheiden van degenen met rode kaarten, die kennelijk een streepje voor hebben. Er staat een enorme rij, zoals op hoogtijdagen voor de attracties van pretparken. Iedereen wordt onder de colonnade door detectiepoortjes geleid. Tot mijn schrik realiseer ik me dat ik mijn zakmes bij me heb. Stel je voor dat… maar het wordt niet ‘gedetecteerd’ en ik word zonder problemen doorgelaten. Misschien, met al die Zwitsers hier, omdat het een ‘Zwitsers’ mes is..? Toch blijf ik vraagtekens stellen bij de beveiliging.
De hele meute wordt naar een grote zaal gedirigeerd, vanaf het plein gezien links van de basiliek. Als we binnenkomen is de voorste helft al gevuld. Ik schat dat er minstens vijfduizend mensen in kunnen. Benedictus zelf de hand schudden zal er dus zeker niet inzitten. Vooraan rechts geeft een grote groep met vlaggetjes zwaaiende Argentijnse jongeren duidelijk blijk van aanwezigheid door af en toe een mooi lied aan te heffen. Dat wordt in andere hoeken van de zaal beantwoord, zoals door een groep Australische meiden achter ons. Velerlei nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. Er heerst een opgewonden sfeertje dat veel lijkt op een zaal kinderen in afwachting van Sinterklaas. Alleen lijken de muziekpiet, de wegwijspiet en hoe al die andere pieten ook allemaal mogen heten, vervangen door drie rijen kardinalen, die maar wat stijfjes op het podium zitten, zonder enigerlei communicatie met het publiek. Een paar leden van de Zwitserse Garde dragen wel een soort pietenpakken, maar ze beperken zich tot wijdbeens in de houding staan met hellebaarden in hun hand. Nee, het publiek wordt niet echt bezig gehouden voor het begin van de show. Dat moet het maar zelf doen. Maar dat is dus geen enkel probleem. Het enthousiasme is werkelijk aanstekelijk.
En dan, om half elf, komt plotseling il papa op. Een glorieuze intocht. Met gespreide armen neemt hij de toejuichingen in ontvangst. Als Zijne Heiligheid op zijn zetel heeft plaatsgenomen wordt door verschillende kardinalen en 'mindere' priesters het evangelie volgens Mattheus voorgelezen in even zoveel verschillende talen.
Nadat hij een pakje papieren in zijn handen gestopt heeft gekregen neemt de paus het woord. Alles is kennelijk strak voorbereid en gereguleerd. In het Italiaans leest hij een preek voor over Santa Chiara van Assisi, die als achttienjarige jonge vrouw afzag van alle rijkdom en een huwelijk op stand om als bruid van Christus haar verdere leven gestalte te willen geven. Uiteraard wordt ook Sint Franciscus ten tonele gevoerd en het heilige oord San Damiano, waar de orde van de Clarissen haar eerste huisvesting vond. Alles bekende koek voor mij. Mocht ik echter denken Assisi voorgoed achter me gelaten te hebben, dan blijkt nu het tegendeel. Bovendien, als ik geen last van mijn nek gekregen zou hebben, dan zou ik nooit in San Damiano geweest zijn. Een ingreep van de voorzienigheid..? Het voelt als een bepaalde cirkel die pas dagen later gesloten wordt.
De audiëntie wordt voortgezet met het in vele talen voorstellen van de pelgrimsgroepen die van heinde en verre naar Rome gekomen zijn. En telkens houdt Benedictus een kort toespraakje in die betreffende taal. Hij blijkt behalve Duits en Italiaans ook Engels, Frans, Spaans, Portugees en zelfs Pools te beheersen. Een intellectueel mens van hoog niveau. Als de groepen genoemd worden laten ze zich luidkeels horen, waarna hij lachend naar hen zwaait. Er zijn ook groepen die daarbij een lied aanheffen, waaronder een werkelijk oorstrelend koor. En een Italiaanse blaaskapel. Allemaal krijgen ze open doekjes van het publiek en de Heilige Vader.
Doordat iedereen aan bod moet komen wordt het een lange zit. Na ruim anderhalf uur wordt de audiëntie afgesloten met het samen zingen van het Pater Noster in het Latijn en de pauselijke zegen, niet alleen voor de aanwezigen, maar ook hun hele familie thuis.
Ondanks de lengte van de ‘show’ vind ik na afloop dat ik iets bijzonders heb meegemaakt. En Jan ook. Maar… laat ik nou altijd gedacht hebben dat zo’n audiëntie buiten op het plein zou plaatsvinden en Benedictus er in zijn pausmobiel zou rondrijden. Mooi niet dus.
Nadat we in de stroom van de hele massa weer buiten zijn, lopen we door naar de Friezenkerk. Langs de colonnade naar beneden, dan rechts omhoog, een ronde poort door en trappen omhoog komen we op een pleintje… maar wat een rommel. Werklieden zijn volop bezig met restauratiewerkzaamheden. De medewerker van de kerk staat te praten met twee Romefietsers. Ons Assisikruisje is het het eerste dat hun aandacht trekt. Op een kantoortje rechts naar boven zijn verschillende mensen aanwezig die ogenschijnlijk geen vreemden voor elkaar zijn. Een oorkonde? Da's dan jammer, die worden altijd in de zondagsdienst uitgereikt. Maar omdat we dan al naar huis zijn, is een van hen bereid om er toch een voor ons te schrijven. De overhandiging aan mij wordt gefotografeerd om later op de internetsite van de kerk geplaatst te worden. Ik ben benieuwd of ze straks mijn naam nog weten. Want ze houden hier geen register bij als Dom Bruno.
Onze lunch gebruiken we net als gisteren op de trappen van de colonnade rond het plein. Dan zien we in de verte het ‘tandempaar’ gepakt en gezakt het plein opkomen. Zo hebben ze het gewild, ook al moest bij de poortjes en verschillende hekken van het Tiberfietspad de bepakking eraf. Consequente doorzetters, die twee. Ze komen bij ons zitten en stellen zich voor. Wim en Sandra. Wim informeert hoe mijn nacht was. Uitstekend, dank zij zijn pilletjes. Ik vraag hem terloops wat hij ‘doet’ in zijn dagelijkse leven. Huisarts..! In Woerden. Ik ben stomverbaasd. Hoe is het mogelijk dat er telkens mensen op mijn pad komen op het moment dat ik ze nodig heb, als er nood echt aan de man is? Denk aan Jolanda, de verpleegster, die erbij was toen ik die lelijke val maakte, en Jan, die me op sleeptouw nam toen ik me bepaald niet lekker voelde. En nu Wim.
“Dat is geen toeval”, vindt Wim. Ik ben het met hem eens.
Wim en Sandra zoeken een camping dichter bij het centrum en nemen tot maandag de tijd om Rome te verkennen. Het afscheid is hartelijk.
Twee dagen Rome is veel te kort, zeker als je vandaag nog voorbereidingen moet treffen voor de thuisreis morgen. Jan heeft wat meer tijd. Samen bezoeken we de Sint-Jan van Lateranen, net buiten de stadspoort aan de Via Appia. Een kerk die gesticht werd in de vierde eeuw en lange tijd de zetel van de paus herbergde in tijden voordat de Sint-Pieter gebouwd werd. Ook een kolossale renaissance kerk, opnieuw gebouwd in de 16e eeuw, waarbij (veel) oudere delen intact gelaten werden.
Daarna gaan we vanaf Termini beiden ons weegs. Voor mij eigenlijk een te vroeg afscheid van Rome. Ik heb meer níet gezien dan wel. Ik moet hier zeker nog eens terug komen, maar dan samen met Louise.
Terwijl Jan in zijn eentje richting Forum Romanum en Palatino gaat, keer ik alvast terug naar de camping en heb ditmaal een voorspoedige reis. Overal past het precies. Nergens hoef ik langer dan twee minuten te wachten. In de metro kan ik zelfs zitten, de trein staat op Flaminio net klaar om te vertrekken. Voorspoediger kan een reis per openbaar vervoer niet verlopen. Maar die trein naar Prima Porta… ik kom er niet over uitgepraat. Wat een vervelend, lawaaierig vervoermiddel. Tot Prima Porta zijn er liefst twaalf tussenstations. En overal wordt er met een schok gestopt (een keer vlieg ik met mijn hoofd tegen een stang), deuren klappen hard achter elkaar open, trappen storten omlaag met een geluid van mitrailleurvuur; dan weer met dezelfde dreunen de deuren dicht, met eenzelfde geraas de trappen binnengehaald en met een zwaar grommend motorgeluid opgetrokken… kedeng kedengedengedeng… en dat twaalf keer achter elkaar. Helaas is de campingbus net weg en moet ik een half uur wachten op de volgende. Jammer van de tijd.
In Prima Porta ga ik naar de Boerenbond die vlak naast de camping ligt. Een stuk dik plastic en een rol brede tape is alles wat nodig is om morgen alles transportklaar te maken voor het vliegtuig. Op de camping ligt het draadloze internet eruit, zodat gepoogd moet worden om het laatste bericht via de usb-stick op de blog te zetten. We zitten nog een tijdje gezellig bij elkaar met Eddy en Lieve, een Belgisch koppel dat we na Assisi regelmatig treffen. Assisi blijft me dus min of meer achtervolgen. Vanavond houden we samen met dit tweetal ons 'laatste avondmaal' in Rome. Ze laten champagne aanrukken omdat ze pas gehoord hebben dat ze voor de eerste keer opa en oma gaan worden. De opmaat voor een gezellige avond samen.
Zo, en morgen naar het vliegveld en dan naar Eindhoven, Louise, ik kom eraan. Mijn onvergetelijke reis behoort weer tot het verleden. Maar in gedachten nog lang niet.
Abonneren op:
Posts (Atom)