maandag 20 september 2010

Droomvlucht naar huis

Dag 34 – Donderdag 16 september 2010
Rome – Eindhoven - Landgraaf

Na het afscheid van Jan, die zijn fiets en bagage naar ‘de camping van Soetens’ rijdt en morgen pas naar huis gaat, stap ik om elf uur in het shuttlebusje naar vliegveld Ciampino. Een rit van 35 kilometer. De chauffeur is zeer behulpzaam en loopt nog een eindje met me mee om me te wijzen waar ik moet zijn.
In de vliegveldhal verdeel ik mijn bagage in twee grote pakken, die in een sealmachine met plasticfolie tot een handzaam geheel gemaakt worden. De fiets pak ik in met dik plastic nadat ik het stuur evenwijdig aan het frame gezet heb. Meer is niet nodig. Mijn stuurtasje (met draagriem) fungeert als handbagage. Mijn notebook in een platte tas op mijn rug.

Doordat het vliegtuig vertraging heeft, staan de passagiers drie kwartier langer te wachten dan oorspronkelijk de bedoeling was. In een lange rij. Dat valt bepaald niet mee.
Het duurt tot half drie voordat het Ryanairtoestel eindelijk van de grond komt. Mede door het weer en de grote gaten in de bewolking wordt het een prachtige luchtreis. Aan het raampje gezeten kan ik uitgebreid genieten van alles wat er te zien is. De monding van de Tiber, de rivier waar ik bijna driehonderd kilometer min of meer langs heb gereden - water naar de zee dragen of niet, maar hier belandt het water uiteindelijk echt in de zee – en de geschiedenis van Napoleon; we vliegen langs Corsica (waar hij geboren werd) en het eiland Elba, waar hij een tijdlang gevangen zat en weer ontvluchtte om honderd dagen later zijn Waterloo te vinden. Dan over de toppen van het Mont-Blancmassief, de Walliser Alpen met hun eeuwige sneeuw en fantastische gletschers. Ik maak meer dan honderd foto’s.

Intussen houdt het Ryanairpersoneel zich bezig met een stukje commercie. Op vlotte wijze worden beurtelings ‘speciale aanbiedingen’ aangeprezen en aan de man gebracht, zowel qua horeca als in de vorm van sieraden. Het lijkt bijna een competitie voor de titel van ‘beste standwerker in de lucht’.
Vanaf vier uur wordt geleidelijk de landing ingezet. Steeds dichter naar de witte massa onder ons, de bovenkant van het wolkendek, dat erbij ligt als een Arctisch poollandschap. ´Wakken´ daarin geven zicht op het Limburgse land, Sittard en vooral de breed meanderende Maas met zijn lijnrechte metgezellin, het Julianakanaal. Schitterend om te zien vanuit de lucht. Het lijkt af en toe net de ‘Droomvlucht’ in de Efteling.
De landing verloopt perfect. Ruim een kwartier later mag ik Louise in mijn armen sluiten, samen met schoonzus Helmy als ontvangstcomité naar Eindhoven gekomen, en achter het stuur plaatsnemen voor de rit naar Landgraaf. Naar huis.
Het is behoorlijk wennen aan de temperatuur. Tien graden lager dan in Rome. Ik kan het maar niet warm krijgen. Zelfs bij het gezellige etentje later op de avond lopen af en toe de rillingen over me… maar dat kan ook van iets anders zijn.

De tocht behoort weer tot het verleden. Weer terug in het alledaagse leven. Deze stap terug betekent inleveren van ruimte. Je hebt er tijd voor nodig. Ook om te beseffen hoe begenadigd je was om een pelgrimstocht als deze te hebben mogen maken.
Het onderweg zijn is een andere manier van bestaan. Hoe langer de reis duurt, hoe minder je het nog op een rijtje krijgt wanneer je dáár en dáár fietste, overnachtte, mensen ontmoette. Er lijkt een andere tijdrekening te ontstaan. Soms weet je niet eens meer welke dag het precies is, laat staan de hoeveelste. Dat is ook niet van belang, de kalender is slechts een kunstmatige indeling van de tijd, een poging om vat op de tijd te krijgen die anders ongrijpbaar als zand door je vingers zou glippen. Slechts ‘insnijdende’, ‘erin hakkende’ gebeurtenissen gaan op den duur weer zoiets als een kalender bepalen, een bepaalde tijdordening, maar dan wel een andere.

Ook je zelfgevoel verandert als je lang onderweg bent. Het alledaagse leven om je heen gaat normaal door. Mensen gaan naar hun werk, vrouwen halen hun boodschappen, wandelen met de kinderen; mensen rijden in auto’s, bussen, taxi’s of op fietsen. Allemaal met een maatschappelijk doel op korte termijn. Maar als pelgrim ‘doe’ je niets. Je hebt geen sociale rol of functie. Je fietst letterlijk overal tussendoor. Je bent een toevallig aanwezig decorstuk. Je gaat ergens zitten als je dat uitkomt, je eet midden in een dorp op een bank, bij een pomp, op de trappen van een kerk. Je bent anoniem, en je komt ook nergens iets nuttigs ‘doen’. Je moet heel wat verbeelding ontwikkelen om van jezelf te gaan denken dat je pelgrimstocht voor de samenleving iets betekent. Menigmaal overvalt je het gevoel dat je een egoïst bent. Heel wat kennissen beschouwen je tocht dan ook als een luxe uitje, al snappen ze nog wel dat je af en toe niets geschonken krijgt en best wel jezelf tegenkomt. Maar geen haar op hun hoofd denkt er aan hetzelfde te gaan doen.

Het bestaan onderweg verschilt essentieel van de andere manieren van bestaan. Het komt erop neer dat je voortdurend in beweging bent. Het zou wel eens kunnen dat daarin, in zoiets eenvoudigs, het hele geheim ligt. Voortdurend lichamelijk in beweging zijn op een weg, waarop je van alles kan overkomen, en eigenlijk niets anders echt belangrijk is dan dit ene: onophoudelijk voorwaarts. Toch wel merkwaardig dat daarin de geest vrij kan worden en de ruimte krijgt. Ruimte, ja, dat is een heel wezenlijke ervaring onderweg.

Wat blijven zijn de herinneringen, al dan niet tastbaar, en de ontmoetingen met mensen die op je pad kwamen, hetzij ‘toevallig’ of ‘gezonden’: de Romefietsers Mark en Jolanda, Jan, Eddy en Lieve, Sandra en Wim, Piet en Corry (tot Assisi) en Harold (met Verona als einddoel), de motorrijders Arnout en Justin, op weg naar het oosten van Azië. En niet te vergeten 'Schmuck-Karl', die in Florence mijn spullen repareerde. Allemaal zorgden ze op enigerlei manier voor het inkleuren van mijn totaalplaatje. En ook al ontmoette ik dagenlang niemand – op de ‘zware’ route Bologna – Florence – Assisi, die door de meesten gemeden wordt – toch heb ik me nooit alleen gevoeld. De telefoontjes met Louise en de blogreacties van vrienden en familie zorgden altijd voor ‘gezelschap’. De blog als digitale navelstreng. Met als nadeel (of voordeel..?) dat er bij thuiskomst weinig meer te vertellen overblijft omdat alles al verteld en geschreven is.

Tot zover deze (geschreven) woorden van mij, waarmee ik deze blog afsluit.
Mocht ik t.z.t. dit verslag in boekvorm gieten, dan zal ik iedereen daarvan op de hoogte stellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten