Città di Castello – Assisi, 70,6 km
Total 1665 km
Het is weer droog. De wolken trekken weg. Maar de tent is druipnat en zit vol spatten en klodders van de okergele Italiaanse steentjesgravel. Eén vuile troep! Er blijft niets anders over dan de boel nat en vuil in te pakken.
Nadat ik de achterrem heb bijgesteld ga ik om kwart voor acht gepakt en gezakt naar de campingbar voor een latte macchiato, een zoete croissant en een stokbroodje. Volgens de barman zal het vandaag de hele dag regenen. Dus besluit ik de open sandalen aan te trekken, de schoenen van Franciscus. Wellicht dat de regen bedoeld is als een vingerwijzing daartoe. Franciscus, opgegroeid in een rijke familie, besloot na een langdurige ziekte af te zien van alle vormen van rijkdom en de armoede te omarmen. Dat zijn ouders daar allesbehalve blij mee waren, kon hem niet deren. Als ik echt Franciscus zou navolgen, dan zou ik zonder een cent op zak op weg moeten zijn en leven van wat de mensen me aanboden. Als il poverello, de arme… Maar ik… ik heb alles bij me dat haaks staat op armoede. Weliswaar geen pracht en praal, maar een oude fiets, een uitrusting om zelf te koken, en een pinpas om ‘flappen te tappen’, die alle armoede en honger meteen kunnen bestrijden. Daarentegen heb ik wel een tentje waarvan de voorrits gesneuveld is, zodat het bij mij, net als in de grot van Frans, vrijelijk binnenregent. Overgeleverd zijn aan regen maakt nederig, verdrijft euforie, maar niet perse het optimisme over het welslagen van mijn tocht.
Eenmaal beneden maal ik lekker door. De zogenaamde ‘lichte route van Reitsma’ door het dal van de Tiber. Vals plat op, vals plat af, enkele ietwat steilere hellingen… ik sta er versteld van hoeveel macht ik in mijn benen heb. Als ik na 22 kilometer stop bij een fruitstalletje langs de weg in Niccona, ligt mijn gemiddelde op 20,2. Maar dat zal, door allerlei omstandigheden, niet lang meer vastgehouden kunnen worden. Ik zoek drie nectarines uit, de koopman doet er nog een vierde als cadeautje bij en laat me één euro afrekenen. Hij is zeer geïnteresseerd en vraagt me de oren van het hoofd. Hoe lang ik al van huis ben, hoeveel kilometers ik al gereden heb, hoe zwaar de bepakking is… ook twee mannen die erbij zijn komen staan lijken danig onder de indruk. “Bravo”. Ze wensen me alle drie een welgemeend “Buon viaggio” toe.
Twee kilometer verder rij ik een eindje van de route af om in Umbertide brood te kopen. De smalle straatjes van het stadje zijn overvol. De marktkraampjes staan aan elkaar geregen in lange, bonte rijen. In de straatjes, een pleintje, een volgend groter plein… maar de bakker is “chiuso” omdat vandaag de feestdag gevierd wordt van de patroonheilige van de stad. Ik wordt met veel gebaren verwezen naar een klein supermarktje, dat wel nog open is. Daar sta ik voor de kassa in een rij waar oude dametjes als kinderen proberen voor te kruipen.
Ergens op de route ligt het dorpje Casa del Diavolo, ‘het huis van de duivel’ – hoe kom je in hemelsnaam (..?) aan zo’n naam. De hel? Bij een open bar stap ik af voor een latte macchiato. Die serveerster… ze heeft inderdaad iets doortrapts, iets duivels verlokkends in haar ogen… de manier waarop ze met gasten omgaat, een bepaald soort verleiding… maar kom, dat stel ik me misschien maar voor.
De bewolking neemt toe. Links en rechts van mij zie ik buien vallen. Maar ik fiets overal vrolijk langs, rij af en toe over versberegende wegen en krijg soms nog net een druppeltje mee van het ‘buiig buitengebeuren’.
Vanaf een heuvel voor Pallazo zie ik in de heiige, donkere verte Assisi liggen. Het regent er. En een zware bui drijft mijn richting uit. Geen ontkomen meer aan, hier kun je niet meer langs. Net op tijd bereik ik een bar met een groot overdekt terras. Saved by the bar. Perfect. Alweer ontsnapt aan de grillen van Pluvius. Hij laat het zo hard met bakken naar beneden storten dat ik toch nog nat word van het opspattende water. Pluvius’ enige genoegdoening.
Camping Assisi vind ik twee of drie kilometer westwaarts. Ik mag eerst een plaats gaan zoeken, waar dan ook tussen Nederlanders, en later betalen. Ik krijg de indruk van een mooi, goed georganiseerd vakantiepark. Nergens hoef je wat te betalen, niet in de bar, het restaurant, enzovoort. Iedereen krijgt een card, waarop alles wordt opgeslagen. Pas bij vertrek wordt alles ineens afgerekend.
Er is schaduw te over op camping Assisi. Overal staan pijnbomen. De zanderige grond wekt hoge verwachtingen dat de haringen er gemakkelijk in zullen gaan. Maar dat valt tegen. Vlak onder het oppervlak zit kennelijk een keiharde laag. Geen steen te vinden. Daarom ben ik aangewezen op gehens met de zool van mijn fietsschoen. Een transpiratievergend karweitje. En wat ziet die tent eruit. Het gezegde “Van alle plekken neem je wel iets mee” is op mijn tent ten volle van toepassing, want overal zitten restanten van de aarde van Città di Castello. Intussen betrekt de hemel tot een diep donkergrijs. Het begint vervaarlijk te waaien en te donderen. Net voor de eerste druppels ben ik klaar en zit ik binnen. Ik had me het welkom van Franciscus vriendelijker voorgesteld.
Misschien heeft hij het wel met Pluvius op een akkoordje gegooid. Zo van: “Hei Pluv, die Landgraver komt dan wel naar mij toe – pelgrimeren noemt hij dat… - maar hij heeft nauwelijks loutering ondergaan. Hij heeft alleen maar genoten van het mooiste Italiaanse weer. Maar een vakantietripje is geen pelgrimage. Kun jij daar iets aan doen als je begrijpt wat ik bedoel..?”
En Pluvius: “Ja Frans, dat manneke is me al een paar keer ontglipt. Ik had er in Duitsland al van meet af aan degelijk werk van willen maken, maar na een dag van mij ‘genieten’ nam hij de trein, de lafaard. En ook een paar andere aanvallen liepen mis. Ik heb intussen de rits van zijn tent al onklaar gemaakt, maar daar heeft-ie vannacht ook al iets op gevonden. Oké Frans, ik zal hem vandaag eens goed te grazen nemen. Dat wordt lachen…”
Maar de goede Pluvius ziet geen kans. Mensen die de hele dag de lucht in de gaten houden zijn kwaaie opponenten.
En nu lig ik lekker droog in de tent. Je kunt merken dat Pluv getergd is. Hij heeft zelfs Jupiter gemobiliseerd om het van alle kanten eens lekker te laten knallen, knetteren en rommelen. Maar ik ben opnieuw de dans ontsprongen. Terwijl de weergoden buiten te keer gaan lig ik lekker te telefoneren met Louise.
Het is nu zes uur en droog, zij het niet van harte. De wolken hangen nog steeds laag. Vanaf het terras waar ik dit zit te schrijven zie ik Assisi in de verte liggen wachten tot ik morgen zelf kom. Hopelijk is Franciscus dan wat vriendelijker.
Lief Oompje
BeantwoordenVerwijderenWat een prachtig verhaal ondanks de toch enigzinds onheilspellende weersgoden. Prachtige foto's en wat zijn wij trots op U!!!
Liefs Sas Ron en de muppen.
Hallo May,
BeantwoordenVerwijderenMooie site om je te kunnen volgen,en prachtige plaatjes.
Veel succes en tot weerziens in neujenhage.
achterbuurman
dr kluite joep