zondag 29 augustus 2010

La Notte de Aïda in Verona

Dag 16 – Zondag 29 augustus

Rovereto – Verona, 85,8 km

Totaal 1119 km


Rovereto, kwart over zes in de ochtend. Handig zo’n Ostello. Een echt bed, alle privacy, badkamer bij de hand met wc – zodat er ’s nachts geen stiekeme sanitaire stop in de struiken bij de tent gemaakt hoeft te worden. Je staat op, haalt je bed af (gebruikelijk in jeugdherbergen) en je begint je tassen in te pakken. Goed twintig minuten werk. Dan alles via de lift naar beneden, op de fiets binden en aanschuiven voor het ontbijt. Het is zeven uur. Typisch Italiaans piccolo collazione: witte broodjes met jam of chocoladepasta, café macchiato en gelukkig ook cornflakes met melk. En dat allemaal voor zeven euro meer dan de camping van gisteren, die ‘varkenshokken’ met die betonharde grond. En ook nog zonder ontbijt. Eigenlijk geen vergelijking. Alleen maar voordelen. Je hoeft ’s morgens geen tent af te breken, je kunt de avond van tevoren al je meegesjouwde apparatuur helemaal opladen en in alle rust je tassen herschikken en kijken wat er alvast met Frank en Renata meegegeven zou kunnen worden omdat ik het toch niet gebruik en het alleen maar voor extra gewicht zorgt.


Al ruim voor half acht ben ik weg. Pure luxe. Ik vind mezelf af en toe zó goed qua oriëntatievermogen en richtinggevoel dat ik ook vanmorgen weer een eigen, kortste weg zoek naar het fietspad langs de Ádige. Zo kom ik na een snelle rit door de stad aan een brug over de rivier op een schattig pleintje. Maar géén doorlopende pista ciclabile. Als ik van daaruit de fietsbordjes volg kom ik weer bijna in het centrum uit. Ik kies een andere weg, door nauwe Italiaanse straatjes in zondagsrust. Prachtig, fotogeniek en nog meer. Een man stuurt me desgevraagd door naar het fietspad, waar ik vlakbij ben. Hè hè, eindelijk. Ik zet koers richting zuiden en… kom weer uit op datzelfde pittoreske pleintje. Met al bijna zeven kilometer op de teller. Een beetje meer nederigheid lijkt op z’n plaats. Er blijft niets anders over dan opnieuw de fietsbordjes door de stad te volgen maar ditmaal op goed geluk de eerste straat rechts te nemen. Het blijkt dat ik dat de eerste keer ook had moeten doen. Richtinggevoel hoeft niet altijd afhankelijk te zijn van richtingbordjes. Hoe dan ook, de opbrengst van het vroege vertrek is al bijna naar de vaantjes…


In de buurt van het dorpje Mama d’Ario houd ik om kwart over negen een eerste pauze. Bijna vijfendertig kilometer zitten erop en het gemiddelde ligt ruim boven de twintig. Hoewel het licht bewolkt is en met 18 graden niet al te warm, trekt ik toch alvast mijn fleece uit. Het is windstil en het fietsen gaat lekker. De route gaat nu minder langs de Ádige maar meer hogerop langs de oever door uitgestrekte wijngaarden. Meer klimmetjes, haakse bochten en overal druiven langs de weg, zomaar publiek te pluk, lijkt het. Jantje zag eens pruimen hangen… Maar plukken is verboden. Ook als niemand het ziet. Dat doe je niet. Je weet trouwens niet eens waar je zou moeten beginnen en al helemaal niet waar het einde is. Het voelt een beetje als de ezel die twijfelt tussen verschillende hooibergen en van de honger omkomt.

Met mijn verkoudheid gaat het beter. Af en toe snuit ik al rijdend lekker mijn neus leeg. Ook het hoesten wordt minder. Ik stop onderweg veel om foto’s te maken, ondermeer van een prehistorische aftandse tractor, die ik Maarten nog eens zou kunnen sturen.


Even na tien uur passeer ik een vrijstaand kerkachtig gebouw met de naam Christus della Strata, Christus van de weg, van mijn camino naar Rome. Ik stap af, ga naar binnen en bid even. Het is zondag vandaag, maar gezien de afstand van vandaag zit lang wachten op de mis er niet in. In een kantoortje zit de pastoor in gesprek met twee mannen die net weggaan als ik voorzichtig op het raam klop. De mis is questa sera, vanavond. Zo lang wil ik zeker niet wachten. We hebben een kort gesprek, grotendeels in het Frans. Hij geeft me een timbro op mijn pelgrimspas en vraagt me om in Rome il papa van hem te groeten. Een ‘goeddoende’ stop.


Even verder is er nieuw fietspad dat nog niet in het routeboekje is opgenomen maar dat ik van de site van Hans Reitsma geplukt en uitgeprint heb. Ik hoop dat het vlak langs de oever blijft lopen en dat daarmee de aangekondigde klim van negen procent vervalt. IJdele hoop. Erger zelfs. Er volgt een klim van tien procent(!). Bij een punta panoramico maak ik wat foto’s. Ik kom uit in het dorp Rivoli. Hier vocht Napoleon ooit een veldslag uit. Misschien dat Louises voorvader hier oorlogsinvalide werd… maar dat is gissen.

Links van de weg gaat de pista ciclabile verder. Ik zie een supersteile afdaling voor me die even later overgaat in een ruwbetonnen pad, om de twintig meter overdwars doorsneden met afwateringsgootjes. Vijftien tot twintig procent. Een hele heksentoer. Met veel remmen kom ik beneden… aan een kanaal waar de weg plotseling weg is. Niets dan dikke keien. Letterlijk ‘de keien op’. Er blijft niets anders over dan de hele boel maar weer terug de helling op te duwen. Fietsen is uitgesloten. Boven aangekomen zie ik dat ik, geconcentreerd op de steilte, langs een smalle afslag ben gereden. Een zondagochtendwandeling met Pie en Ben is een heel stuk aangenamer…

De rest van het nieuwe fietspad is van hetzelfde laken een pak. Voortdurend op en af, opnieuw soms aan tien procent. Zoiets noem je een toeristische fietsroute… Alvast een aardige oefensessie voor de Apennijnen over een paar dagen. Weer beneden gaat het fietspad kilometers verder lang langs een kanaal.


Met bijna zeventig kilometer op de teller neem ik een salade op een terras in Bussolengo. Hier tref ik een Zwitser die ik vandaag al twee keer eerder gezien heb. Hij is van plan om langs de Adriatische kust helemaal naar de hak van de Italiaanse laars te fietsen. We hebben al etend een aardig gesprek. Om een uur vervolg ik mijn weg. Er waait een flauwe, maar wel hinderlijke wind van voren. Tot in Verona blijf ik het fietspad langs de Ádige volgen. Ik maak even een paar foto’s van het machtige Castel del Vecchio. Even na tweeën rij ik na een opvallend gemakkelijk genomen klim (achthonderd meter aan zeven tot tien procent met haarspeldbochten) de ingang binnen van de camping, Castel San Pietro, een voormalig verdedigingsbolwerk. Als ik mijn fiets heb neergezet komen Mark en Jolanda bij de receptie naar buiten. Ze blijken me gepasseerd te hebben terwijl ik in Bussolengo zat te eten. Een leuk weerzien.


Castel San Pietro – Sint Pieter, toepasselijk voor mijn tocht – is een zeer geïmproviseerde, alternatieve camping met grote, absoluut onbefietsbare hoogteverschillen. Lopen dus. We krijgen een plaats op een door wijnranken overdekte zijversterking tussen dikke muren met kijkgaten die een prachtig panorama op de stad bieden. Een paradijselijke plek om nog een dag extra te blijven. Zeker ook omdat er wi-fi ter beschikking is.

We krijgen te horen dat in de Arena vanavond de laatste voorstelling van Aïda plaatsvindt en dat de camping kaarten kan reserveren. We zijn het erover eens dat we deze kans met beide handen – in dit geval zes! – moeten aangrijpen. Het kan een onvergetelijke belevenis worden.


Omdat Mark en Jolanda onderweg nog niet gegeten hebben, lopen ze om half vijf al naar de stad en zullen bij het OTC, het boekingskantoor, zelf drie kaarten proberen te bemachtigen. Ik geef hen vijftig euro mee en we spreken af elkaar vanavond om acht uur te treffen in de Via Leoncita, waar het OTC op nummer 34 gevestigd is. En als ze geen kaarten meer zouden kunnen krijgen? Nou, dan maken we er toch een mooie avond in Verona van.


Tot zover de stand van zaken voor vandaag. Het is nu bijna half zes terwijl ik op het terras de laatste hand aan dit verhaal leg, in begeleiding van twee uitstekend gitaarspelende en Italiaanse liederen en ondermeer Country Roads zingende jongeren. Sfeertje. Verona. En dan heb ik het nog niet over Romeo en Julia, die deze stad wereldberoemd maakten. Maar daarover morgen meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten