woensdag 18 augustus 2010

On the road again!

Dag 5 – Woensdag 18 augustus

Heidelberg – Grötzingen, 63 km + 17 km Karlsruhe v.v.

Totaal 319 km*


De haan is er weer. Even onvermoeibaar als gisteren. Daarnaast hoor ik al snel ook andere geluiden uit de Zoo. De laatste keer deze reis. Want we kunnen weer verder. Vanaf vandaag is er beter weer voorspeld.

Om half zeven sta ik al op. Eerst het bed afhalen: het dekbed uit de overtrek, het kussen uit de sloop en het onderlaken. De Bettwäsche moet voor het vertrek in de container worden gedeponeerd. Befehl ist Befehl. Daarna wassen, aankleden, spullen in de tassen en alles naar de kelder brengen, vier verdiepingen lager. Gelukkig is er een lift. Na het voorlopig optuigen van de fiets – ik raak er zelf ook opgetogen van – lever ik aan de balie de sleutel in en krijg het tientje borg terug. In de ontbijtzaal komt Justin tegenover me zitten. Hij checkt zijn suiker en dient zichzelf een insulinespuit toe. Ik heb hem dat de afgelopen dagen vaker zien doen. Hij reist vandaag met Arnout verder nar Nürnberg en Salzburg. Op de motor.


Even na acht uur manoeuvreer ik met moeite de bepakte fiets door de kelderdeur die altijd weer dicht wil; de dranger staat stevig afgesteld. Buiten sta ik voor het volgende probleem. Ik moet een hoge trap op. Er loopt weliswaar een goot langs, maar de trap is zo steil dat ik het gevaarte onmogelijk naar boven krijg. Er zit niets anders op dan de bagage weer te verwijderen en de fiets boven weer opnieuw op te bouwen. Terwijl ik begin met de voortassen komt een vriendelijke Duitse vijftiger die aanbiedt even mee te duwen. Kortom, een zeer speciaal vertrek.

Na twee kilometer de binnenstad inrijdend voel ik ’t al: een druppel, een paar en al snel een heleboel. Nee, onderweg zijn is niet altijd rozengeur en maneschijn. Uit een wirwar van allerlei niet al te christelijke gedachten komt een passage van de grote Aldous Huxley bovendrijven:


Voor de geboren pelgrim is reizen een permanente zwakheid die net als andere zwakheden onontkoombaar is. Ze vergt tijd, geld, energie en opoffering van zijn luxe thuis. De meeste zwakheden vereisen inderdaad aanzienlijke zelfopofferingen. Je kunt geen grotere fout maken dan te veronderstellen dat een pelgrimsleven er een is van ononderbroken genoegen. Het is vaak vermoeiend en pijnlijk. Het lichaam wordt getuchtigd. Maar de pelgrim houdt iets over aan zijn beproevingen in de vorm van een grote geestelijke genoegdoening.


Die geestelijke genoegdoening lijkt bepaald niet toe te nemen bij deze geintjes van onze beste Pluvius. Het lijkt erop dat hij nog een appeltje met me te schillen heeft omdat ik hem maandag te grazen genomen heb. De wraak van Pluvius?

Maar zoals de ouwe Huxley al zei is het pelgrimsleven niet altijd een kwestie van ononderbroken, permanent plezier. Tegenslagen komen altijd op je weg. Vroeger deden we dat af met een simpel ‘Daar wordt je hard van.’ Er waren er ook die wat meer woorden nodig hadden, er zelfs hele filosofieën aan wijdden. Zoals de bet-overgrootvader van Louise, de grote Arthúr Chatelin, die in 1866 in zijn krant in Padang, waarvan hij hoofdredacteur was, een heel betoog schreef over het thema tegenspoed. Hij vond zelfs dat de Goddelijke Voorzienigheid ervoor bedankt moest worden. Hij had het over het soldatenleven, maar het zou evengoed van toepassing kunnen zijn op een pelgrim:


… waarom zou hij de Goddelijke Voorzienigheid niet danken, die hem doet lijden, door hem tegenspoed op zijn levensweg te zaaijen? Tegenspoed hardt den mensch ten goede; vuur hardt het staal en maakt het deugdzaam. Wie nooit door het ongeluk getroffen werd, zou beklagenswaardig zijn! Zulk een mensch zou nooit tot zelfkennis geraken, en de wezenlijke waarde van tegenspoed nimmer leeren kennen. Wees op uw hoede voor al te standvastigen voorspoed, want juist deze spant u een strik.


Voilà. Niet klagen, maar dragen. Het is dus beslist ergens goed voor. Maar goed dat ik gisteren na het eten ook nog snel even de voortassen even in plastic ingepakt heb.

Ik stuur mijn reiseenheid onder een afdak, dek de bagage maar weer af met een plastic zak en trek mijn regenjas aan. Om kwart voor negen heb ik de stad achter me gelaten. Nee, ik heb ditmaal mijn hart niet echt in Heidelberg verloren. Maar goed ook, want ik heb het nog een hele tijd nodig.

Pluvius toont erbarmen en stopt zijn geplaag na een dik kwartier.


De route van vandaag leidt aanvankelijk veel door bossen. Over verharde maar ook onverharde wegen, die de sporen van de regenachtige dagen nog niet helemaal uitgewist hebben. Het lijkt veel op een tochtje door de Schinvelder bossen en de weg om het Freiwildgehege naar Süsterseel. Je voelt je een beetje thuis, maar aan de andere kant rijst de vraag waarom je daarvoor zo ver van huis moet.

In Sankt Leon haal ik de eerste ‘Reitsmagangers’ in, Romefietsers die dezelfde route volgen als ik. Een echtpaar van mijn leeftijd. Nadat ze ergens twee dagen op een camping hadden gebivakkeerd in de regen, waren ze gisterenmiddag toch nog een eind verder gereden. Ze overwegen om vandaag verder te rijden dan Grötzingen, mijn einddoel. Omdat ze eerst nog even willen gaan winkelen nemen we met een ‘We zullen elkaar deze reis nog wel eens tegenkomen’ afscheid van elkaar.

Mijn eerste stop maak ik na 33 kilometer bij een rustieke Rasthütte langs een bosweg. Ze is gesloten, maar op de veranda staan banken van dikke balken, zelfs met matjes erop. Ik ga zitten en neem even de rest van de route door. Tussen Grötzingen en Tübingen, bijna honderd kilometer, is er maar één camping. Twintig kilometer na Grötzingen. Je moet daarvoor wel een klim maken naar een hoogte van vijfhonderd meter en daarna weer naar beneden. Terwijl onderlangs een prachtige weg door beekdalen loopt. Ik denk er niet aan. Dan maar een korte etappe vandaag en morgen een lange.

Intussen neemt de wind toe. Gelukkig heb je daar in de bossen niet zo’n last van.


Tien kilometer verder rijd ik in het stadje Bruchsal door het grote park met een enorme oprijlaan – het lijkt de Champs Elysées wel - van een schitterend Barockschloss. Het werd in de achttiende eeuw gebouw door de bisschop van Speyer. Met kerkgeld dus. Onvoorstelbaar, die rijkdom, die weelde. Ik maak een foto met mijn fiets erop. Zo lijkt het dat de bisschop ook een fietser is en net teruggekeerd is van een lange fietsreis. Hij is naar binnen gegaan om een van zijn dienaren de opdracht te geven de fiets af te tuigen (letterlijk dus) en te verzorgen. Of … zou ik net aangekomen zijn bij mijn vakantiehuisje. Laat de fantasie maar werken.


Ik kom al vroeg aan op de camping bij Grötzingen, die eigenlijk in Durlach ligt, een voorstadje van Karlsruhe. Ik word verwelkomd door een enthousiaste baliemevrouw. Ze belooft me dat vanmiddag de zon gaat schijnen. Het is nu twee uur later terwijl ik dit buiten op een overdekt picknickzitje – ik heb er mijn tent pal naast gezet – zit te schrijven. Fleece trui aan, koude vingers. Het waait hard, dikke wolken jagen door de lucht en de zon laat het afweten. We schuiven onze hoop maar weer een dag op.

Waarom ik niet ergens binnen zit? Het campingrestaurant gaat pas om zes uur open. Zelfs de toiletten zijn dicht, waardoor ik uit hoge nood maar ergens stiekem in de struiken ‘gedaan’ heb. De ligging is ook al niet opperbest. Er loopt een Autobahn en een spoorlijn langs de camping. Dat zal me wat worden vannacht…

Rond vier uur arriveert het echtpaar dat ik vandaag al eerder gezien had in Sankt Leon. Brabanders uit Sint-Michielsgestel, kortweg Gestel. Ze zijn al veertien dagen onderweg, dus het lijkt er niet op dat we elkaar nog vaker zullen zien.

Koken onder deze omstandigheden vormt een act op zich. Alles waait van tafel, zelfs het kookschermpje ter bescherming van de gasvlam. Bovendien miezert het weer zachtjes. Toch lukt het me een bordje pasta klaar te maken. Tegen vijven komt de zon uit. Eindelijk. Onmiddellijk doe ik een wasje waarvan ik hoop dat het nog droog waait.

Internetverbinding is er niet op de camping. Daarvoor moet ik naar Mc-Donalds in Karlsruhe, zeven kilometer extra op een lege fiets. Daar zit ik nu, in de hoop dat het zal lukken.

Maar het lukt niet. Op straat spreek ik de een na de ander aan. In een stad als Karlsruhe – genoemd naar Karel de Grote die hier ooit rust hield, denk ik – moet toch ergens internetverbinding te krijgen zijn..?! Uiteindelijk lukt het bij Starbucks Coffee, waar ik geen koffie maar Apfelshorle drink. Met de hulp van een aardige jongeman kom ik eindelijk waar ik zijn moet.

Vandaag is het weer gelukt. Hopelijk morgen weer.

* Het hadden er eigenlijk 456 moeten zijn als Pluvius zich een beetje ingehouden had.

Er komen daarom 137 km voor rekening van de DB.

6 opmerkingen:

  1. Hoi May

    kijk even op de 16.8.2010. Ik heb de reactie op de verkeerde dag geplaatst.

    frans

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi Pap,
    Ik ben weer stomverbaasd over de manier waarop jij je verhalen vorm geeft...verbijsterd gewoon. Dit moét wel een vorm van ontspanning zijn na een dag ploeteren, dat kan gewoon niet anders. Ik hoop dat het weer zich in de komende dagen verbetert en dat je gedurende je reis nog veel internetverbindingen mag vinden..Ik lee(s)f met je mee...
    Dikke knuffel van je zoon.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ook vandaag weer veel goed weer, succes, energie en vreugde!!! O ja en internet.. ;-) x Sas

    BeantwoordenVerwijderen
  4. dag May, terug van mijn vakantie en daarna drukke werkweek,heb ik vandaag tijd gemaakt om me in te lezen....het is net alsof je niet gestopt bent met schrijven na je pelgrimstocht naar Jacobus. Ik wens je beter weer, goeie benen en vooral heel veel positieve gedachten zodat je de weg met plezier mag vervolgen. Hartelijke groeten,
    Hettie

    BeantwoordenVerwijderen
  5. May,

    Jaren geleden zijn we met harmonie St Caecilia uit Nieuwenhagen ook in Karlruhe geweest. Onvergetelijk wat een mooie stad. De harmonie gaf toen in de grotte zaal daar een prachtig concert weer. En onze gastheer het orkets in Karlruhe een vreselijke Fliegermarsch.
    Er werd toen zoveeel gedronken en gefeest dat er haast geen bier meer te krijgen was.
    In Karlsruhe had men dit nog nooit meegemaakt.
    Zelfs van de muren kwam condens af.
    We hebben toen daar in een Jugendherberg geslapen. Leo en ik op een kamer met 2 stapelbedden. Dit alles gelukkig nog netjes in vergelijking met de jeugdherberg in Gent waar we enkele jaren geleden met de harmonie waren en de hootkuule voor heel wat tumult zorgden.Zo zag oaze Schweinentöter een historisch kanon voor paard aan wat pijnlijke plekken opleverde.
    Tja, jeugdherbergen leveren heel wat stof tot schrijven op.

    Groetjes,
    Jose

    BeantwoordenVerwijderen
  6. hoi,dit is bijna net zo leuk geschreven als toen ik met jou fietste! maar deze keer met moeilijkere woorden. oma zei al tegen mij dat je het zo leuk schrijft dat je helemaal mee gaat met het verhaal... Ik wens je nog prettige dagen met het fietsen....
    groetjes aaron :)

    BeantwoordenVerwijderen