donderdag 26 augustus 2010

Sankt Anton in Tirol

Dag 11 – Dinsdag 24 augustus

Bludenz – Arlbergpas – Landeck, 52,9 km

Totaal 749 km


Om half zeven sta ik pas op. De hele nacht heeft het gedruppeld, zachtjes geregend… of meer? Als ik buiten kom zie ik in de bekers en het pannetje een laagje van meer dan een centimeter water. Ruim tien millimeter. Dus toch. Ik heb er weer doorheen geslapen.

Wolkenpartijen liggen als wollige dekens over de bergtoppen. Als ik de tent heb droog geveegd, komt er opnieuw zegen van boven. Zo kun je wel bezig blijven. Ik ontbijt met boterhammen van Fitness Brot, gisteravond gekocht in de Spar. Als ik bezig ben met het opruimen van de binnentent begint het opnieuw te regenen. Maar kort, want al snel komt een blauwe hemel tevoorschijn. Het ruikt sterk naar chocolade. Ik realiseer me dat die geur afkomstig is van de Milkafabriek, met de paarse koeien, in het dal.

Al met al een slow start vandaag. Ik zie op tegen de lange klim van 35 kilometer over de Arlbergpas. Er zijn Romerijders die van hieruit de trein nemen, Daar wil ik niet bij horen. De eerste 26 tot Langen am Arlberg wil ik wel rijden - dat is al uitdaging genoeg - maar de acht Caubergen op rij daarna lijken me wat te veel van het goede. Het lijkt daarom een goed alternatief om vanuit Langen dertien kilometer te treinen door de tunnel naar Sankt Anton in Tirol.

Als ik om vijf over negen (pas) vertrek rij ik eerst naar het station om te informeren of ik met de fiets in Langen am Arlberg kan opstappen. Dat blijkt volgens de donkere juffrouw achter het loket alleen maar mogelijk als dat van tevoren gereserveerd is. Dat kan hier in Bludenz. Zo’n reservering is slechts geldig voor één trein. Ik moet een keuze maken tussen de trein van 12.21 en 14.22 uur. Aangezien het inmiddels half tien is lijkt het me onwaarschijnlijk dat ik de 26 klimkilometers binnen drie uur voor elkaar krijg.

- “Das holen Sie schon”, vindt de loketjuffrouw.

- “Wie denken Sie das wissen zu können”, vraag ik met een lachje.

- “Ja, also, Sie habben eine kräftige Figur…”

Ze weet natuurlijk niet dat buiten een fiets staat met vijfendertig kilo bepakking. Ik besluit in te checken voor de trein van 14.22. Als ik die eerdere mis, is het ticket verlopen. Ik voel er weinig voor om met stress en tijdsdruk te gaan rijden. Er hoeft onderweg maar ‘iéts’ te gebeuren… Bovendien ligt er een kans om de tocht rustig te maken als toerist-met-alle-tijd. Een stukje luxe op de koop toe.


Ik rij door het Klostertal niet de Reitsmaroute, die in de eerste kilometers al twee pittige klimmen voor de wielen legt, maar via de Oostenrijkse fietsbordjes richting Klösterle. Wel onverhard maar goed te rijden. Zonder steile klimmen, geleidelijk omhoog door het bos langs een klaterende bergrivier. Een goede keuze, lijkt het.


Na een kilometer of tien sta ik op een smal brugje plotseling oog in oog met een groepje bruinige bergkoeien. Nooit geweten dat die zo groot waren in vergelijking met de koeien vroeger op de boerderij van mijn ouders. Daar sta je dan. Hand op de leuning van de brug… wat nu? Mijn hart bonst even in mijn keel. Maar… je kunt wel blíjven wachten. Er moet iets gebeuren. Vooruit dan maar… rustig rijd ik verder en met een vriendelijk “Grüss Gott, ihr Damen, machen sie einen gemütlichen Spaziergang…?” rij ik de groep voorbij. Ze blijven rustig staan en kijken geïnteresseerd – in hoeverre voor een koe van toepassing – naar die vreemde snuiter op zijn pakezel. Opluchting, dat zeker.


Na 17 kilometer drink ik een chocomel op een terras in Dalaas. Mijn gemiddelde staat op 12,4. Niets om over naar huis te schrijven, maar ik doe het toch. Het is inmiddels elf uur. Nog negen kilometer. De klimmen zullen steeds steiler worden.

Het skidorp Klösterle bereik ik op het moment dat de trein in Langen vertrekt. Zie je nou wel? Maar goed dat ik die van na twee uur geboekt heb. Het gemiddelde is gezakt naar 11,4. Het is broeierig warm, de zon begint te branden. Ik heb na Dalaas nog een tijdje de Oostenrijkse fietsroute gevolgd, maar die wordt op een gegeven moment dermate onbegaanbaar dat ik bij Wald switch naar de route van Reitsma, die voert over een brede asfaltweg. Voortdurend vijf à zes procent omhoog. Het wordt een uitputtingsslag.


Om één uur zwoeg ik uitbundig zweet vergietend met een ‘snelheid’ van vijf kilometer Langen am Arlberg binnen, een ÖBB-Bahnhof en een paar huizen, that’s all. Niks te doen. Geen wandeling door een aardig stadje. Niets. Een leeg station waar om het uur een treint voorbij komt en om twee uur eentje stopt. Ik heb het helemaal gehad. Zesentwintig kilomeer klim met 35 kilo bepakking is voor mijn bejaard lijf meer dan genoeg. Die acht Caubergen die nog komen kunnen me stolen worden. Fini. Een goed besluit om vanochtend in Bludenz ene kaartje gekocht te hebben.

Terwijl ik op het lege station mijn tijd dood met schrijven en sudoku’en begint de lucht snel dicht te trekken met zware wolken die zich over de kale toppen draperen. Het dal waaruit ik hierheen geklommen ben is al volledig volgeblazen met onheilspellend donker grijs. De wind trekt aan en het koelt zo af dat ik mijn jasje aantrek en even later mijn fleece eroverheen.

Als de trein aangekomen is blijkt het compartiment voor mijn fiets helemaal achteraan te hangen. Ik ren als een idioot over het perron en krijgt, totaal buiten adem, de deur niet open. Een eindje verder helpt een vriendelijke jongeman me de fiets een meter hoger te hijsen in een andere wagon. De conducteur doet er later gelukkig niet moeilijk over en helpt me tien minuten later in Sankt Anton zelfs met ‘uitladen’.


Vanaf hier gaat het alleen nog maar naar beneden door een schitterend dal. Maar het slechte weer zit me op mijn hielen. Een ongelijke strijd. Uiteindelijk moet ik capituleren en vlucht na een harde donderklap een openstaande garage binnen. De regen valt met bakken uit de lucht. Auto’s trekken een kielzog van opspattend water achter zich aan. De weg verandert in een wild stromende beek. Onder deze omstandigheden twintig kilometer afdalen is levensgevaarlijk, niet in het minst omdat het onweer blijft knallen, knetteren, donderen en rommelen.

Een paar meter verder is een Gaststätte. Daar zoek ik een gezelliger onderkomen en eet een portie spaghetti, terwijl de hemel in het westen weer begint op te klaren.

Daarna kan ik zonder problemen verder naar Landeck, waar ik plaats krijg op een veldje met twee Romegangers, die morgen ook de Reschenpas over gaan. Leuk.


Ik schrijf mijn belevenissen van vandaag onder een afdak met stroomaansluiting en ga daarna meteen naar de stad waar een internetcafé is. Daar blijkt echter mijn weblog geblokkeerd door de server. Wat ik ook probeer, ik kom er niet op. Geen bericht vandaag. Teleurgesteld keer ik naar de camping terug en kruip onder de slaapzak.

1 opmerking:

  1. Hilarisch dat stukje over die bergkoeien! haha! By the way: ALLES is geschikt om erover naar huis te schrijven hoor pap.

    X

    ps: ik kruip altijd IN m'n slaapzak. Alhoewel.. de laatste keer dat ik in een slaapzak gelegen heb is denk ik.....uhm...17 jaar geleden?? *slikkerdeslik*

    BeantwoordenVerwijderen